‘Het UBO-register zal naar verwachting een verdere bijdrage kunnen leveren aan het bestrijden van fraude door gebruik van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder.’ Dit antwoordt minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie op vragen van Tweede Kamerleden Mei Li Vos en Jeroen Recourt (beiden PvdA). Zij wilden weten hoe wordt voorkomen dat via buitenlandse rechtspersoon-bestuurders de bestrijding van witwassen en vennootschapsfraude wordt omzeild.
‘Op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn moeten de lidstaten een UBO-register instellen. In dat register wordt van onder meer rechtspersonen de ‘uiteindelijk belanghebbende’ (ultimate beneficial owner, UBO) vastgelegd’, aldus de minister. De vierde anti-witwasrichtlijn moet uiterlijk op 26 juni 2017 zijn geïmplementeerd. ‘Andere maatregelen die kunnen bijdragen aan de bestrijding van financieel-economische criminaliteit zijn onder meer de voorgestelde regeling van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod en de voorgenomen maatregelen in het kader van de interconnectie van handelsregisters’, aldus Van der Steur.
CAHR
Ook stelden de Tweede Kamerleden een vraag over het centraal aandeelhoudersregister (CAHR). De PvdA’ers wilden antwoord op de vraag: ‘Deelt u de mening dat het toekomstige centraal aandeelhoudersregister minder effectief zal zijn ten aanzien van het voorkomen van financieel-economische criminaliteit als de achterliggende bestuurder van een buitenlandse rechtspersoon-bestuurder niet of nauwelijks kan worden achterhaald?’ Van der Steur zegt nu dat het centraal aandeelhoudersregister is gericht op het bijhouden van de aandeelhouders van Nederlandse bv’s en Nederlandse niet-beursgenoteerde nv’s. Bestuurders vallen buiten dit register.