Logo KNB.nl
English

'Toezicht is geen blijk van wantrouwen'

Akte opstellen, ondertekenen, in een la leggen en klaar. Veel mensen zien het levenstestament als de finish, terwijl het juist het begín van een proces zou moeten zijn. Een gemiste kans, zegt Rieneke Stelma-Roorda, die deze maand promoveerde op het levenstestament.

Tekst: Dorine van Kesteren | Beeld: Maarten Feenstra Notariaat Magazine nummer 2024-01
rieneke stelma

Het levenstestament bestaat nog maar veertien jaar in Nederland. Toch nam de populariteit snel toe: tegenwoordig worden er iedere maand zo’n 30.000 akten opgesteld waarin mensen vastleggen wie er in de toekomst gaat zorgen voor hun financiële, medische en persoonlijke zaken en hoe die persoon dit moet doen. Maar hoe pakt dit instrument nu precies uit in de praktijk? Daarover was nog weinig bekend. Voor haar promotieonderzoek interviewde Rieneke Stelma-Roorda zo’n 45 opstellers en vertegenwoordigers over hun ervaringen en verwachtingen. Daarnaast stuurde ze een vragenlijst naar (kandidaat-)notarissen, van wie er 164 de lijst volledig invulden. Stelma-Roorda is verbonden aan het Amsterdams Centrum voor Familierecht van de Vrije Universiteit en het STRIDE-project, dat is gericht op juridische ondersteunings- en beschermingsmaatregelen voor ouderen.

Dynamisch proces

Haar opvallendste bevinding? “Mensen zien het levenstestament vaak als een eindpunt, maar het zou het begin moeten zijn van een permanent gesprek tussen opsteller en vertegenwoordiger. In die gesprekken kunnen de wensen, voorkeuren en instructies van de opsteller worden ingekleurd. Wat wil iemand concreet, bijvoorbeeld als het gaat om reanimatie, schenkingen aan goede doelen en de verkoop van de woning? In het levenstestament worden die wensen namelijk vaak niet al te gedetailleerd toegelicht, vanuit de – terechte – gedachte dat het anders te snel weer moet worden aangepast. Bovendien veranderen de wensen over de tijd; het levenstestament is slechts een momentopname.”

Stelma-Roorda adviseert notarissen om hun cliënten ervan bewust te maken dat het opstellen van een levenstestament een dynamisch proces is. “Vertel hun dat wat vandaag vastligt, niet hun wensen van morgen of volgend jaar hoeven zijn. Druk opsteller en vertegenwoordiger op het hart met elkaar in gesprek te gaan. Het zou mooi zijn als er een publieksbrochure met gesprekstips kwam, die de notaris kan meegeven. Mijn tweede advies is om ook de vertegenwoordiger een keer uit te nodigen. Want het komt voor dat mensen er niet eens van op de hoogte zijn dat ze zijn aangewezen als vertegenwoordiger, laat staan dat ze weten wat ervan hen wordt verwacht.”

Dubbele boodschap

Het levenstestament biedt ruimte aan de autonomie van de opsteller, aldus Roorda-Stelma. “Tegelijk kan je je afvragen of er wel voldoende waarborgen zijn om uitbuiting en financieel misbruik te voorkomen.” Uit haar onderzoek blijkt dat notarissen het vaak moeilijk vinden om cliënten te overtuigen een vorm van toezicht op te nemen. “Ze zien het risico van misbruik, maar in veel levenstestamenten ontbreekt de verplichting dat vertegenwoordigers rekening en verantwoording afleggen aan elkaar of een externe toezichthouder. Opstellers zijn daar huiverig voor, omdat het een dubbele boodschap is voor de vertegenwoordiger: ik vertrouw je, maar ik vertrouw je ook niet.”

Het is volgens haar de verantwoordelijkheid van notarissen om de positieve kant van het toezicht meer te benadrukken. “Als zij vertellen dat toezicht geen blijk van wantrouwen is, maar vertegenwoordigers juist kan hélpen – om beslissingen te legitimeren, om lastige besluiten te toetsen –, dan zijn cliënten misschien eerder geneigd om daartoe over te gaan.”

Wettelijke basis

Dat het levenstestament niet wettelijk gereguleerd is, kan volgens de promovenda misbruik in de hand werken. “Er wordt aansluiting gezocht bij het wettelijk kader over de volmacht, maar dat is niet specifiek toegesneden op een situatie van wilsonbekwaamheid. Mensen kunnen dus niet terugvallen op de wet als ze zelf niets opnemen over toezicht en de verplichting om de opsteller te betrekken bij de uitvoering van het levenstestament. Vanuit mensenrechtenperspectief zijn dit belangrijke waarborgen. Rechters benadrukken niet voor niets het beschermende karakter van het levenstestament voor mensen die te maken krijgen met afnemende wilsbekwaamheid: het gaat om de wensen van de opsteller – en niet om die van de vertegenwoordiger.”

Een tweede reden om het levenstestament een wettelijke basis te geven, is dat het soms niet wordt geaccepteerd door instanties zoals banken en verzekeraars. “Sommige vertegenwoordigers stuiten op computer says no-achtige situaties.” 

Ruzie in de tent   

Stelma-Roorda pleit verder voor vormen van mediation, voor het – niet ondenkbeeldige – scenario dat er ruzie ontstaat tussen de vertegenwoordiger en andere familieleden of tussen vertegenwoordigers onderling. “In Duitsland bestaat er speciale mediation voor conflicten rond het levenstestament. Nederland kan daar een voorbeeld aan nemen. Als mensen niet tijdig met elkaar in gesprek gaan, dan kan het uit de hand lopen en voor de vertegenwoordiger onmogelijk worden om zijn of haar werk te doen. Of mensen eindigen bij de rechter.”

Veel potentie

Of ze overtuigd is geraakt van nut en noodzaak van het levenstestament? “Zeker. Als de juiste balans wordt gevonden tussen het recht op autonomie en het recht op bescherming, dan heeft het instrument veel potentie. Een groot voordeel is dat mensen met een levenstestament direct aan de slag kunnen. Het treffen van wettelijke beschermingsmaatregelen zoals curatele, bewind en mentorschap kost veel meer tijd. Daarnaast is het prettig dat het levenstestament een hybride model is, omdat de handelingsbekwaamheid van de opsteller niet automatisch wordt ingeperkt. Iemand kan dus blijven doen wat hij wil en kan en de vertegenwoordiger stapt in wanneer dat nodig is.”

Voorlopig is Stelma-Roorda nog niet klaar met het onderwerp. Haar vervolgonderzoek gaat over de vraag of het Nederlandse stelsel van juridische beschermings- en ondersteuningsmaatregelen voor ouderen voldoet aan de mensenrechten. “Mijn master ging over kinderrechten, maar daar wordt al heel veel onderzoek naar gedaan. Dat geldt niet voor de rechten van ouderen. Ondertussen vergrijst de bevolking in rap tempo en dat brengt allerlei maatschappelijke uitdagingen met zich mee. Dus toen dacht ik: als ik echt iets wil toevoegen, dan moet dat mijn onderzoeksgebied worden.”


In het proefschrift magazine In Press deelt Stelma-Roorda haar belangsrijkste bevindingen. Download dit magazine (pdf)

Meer weten over het STRIDE-project, waarvan de KNB maatschappelijke partner is? Zie strideconsortium.nl.