Casus
Samen met haar echtgenoot bezit de notaris een appartement en twee vakantiewoningen die deels voor eigen gebruik zijn en deels worden verhuurd. Na onderzoek constateert het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een schending van het beleggingsverbod en zegt dat deze schending moet worden beëindigd. De notaris en haar echtgenoot wijzigen vervolgens hun huwelijkse voorwaarden en sluiten iedere gemeenschap van goederen uit. Na de verdeling bezit de notaris alleen nog registergoederen die bestemd zijn voor eigen gebruik of gebruik door de kinderen. Haar echtgenoot krijgt het appartement en de twee vakantiewoningen toegedeeld. De kamer heeft de klacht van het BFT ongegrond verklaard.
De klacht
Schending van het beleggingsverbod. De notaris verhuurt – mede ten behoeve van haar pensioenvoorziening – twee vakantiewoningen en één appartement.
Het verweer
Overschrijding van de klachttermijn. Het BFT wist vanaf 2016 dat de notaris deze registergoederen had. Uit de jaarlijks opgegeven bedragen (stijging van de post 'overige onroerende zaken') had het BFT kunnen opmaken dat er nieuwe registergoederen waren aangekocht. Pas in 2020 heeft het BFT hiernaar gevraagd. Het beleggingsverbod verhindert de notaris niet betrokken te zijn bij incidentele transacties met registergoederen voor persoonlijke doeleinden. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn niet in het geding gekomen:
- Het eigen gebruik stond in eerste instantie voorop. Van speculatie is nooit sprake geweest. De registergoederen zijn gefinancierd uit eigen middelen.
- Er is sprake van een door de wet toegestane incidentele betrokkenheid bij registergoederen. Haar echtgenoot is directeur van het vakantiepark waarop de recreatiewoningen zijn gelegen.
- Het gaat om kleinschalige aankopen niet gericht op speculatie: het appartement en de recreatiewoningen op het vakantiepark liggen naast elkaar met het oog op gebruik door familie en vrienden voor vakanties.
- Van enig financieel of publicitair risico is geen sprake. Het vakantiepark is een gerenommeerde organisatie die de recreatiewoningen voor de eigenaren exploiteert; de exploitatie van het andere appartement wordt door haar echtgenoot samen met derden gecoördineerd.
- De recreatiewoningen zijn niet gelegen in het ambtsgebied van de notaris of in haar woonplaats.
- Het beheer van de recreatiewoningen gaat buiten de notaris om.
- De recreatiewoningen staan niet in verband met de praktijk van de notaris. De notaris heeft geen reguliere onroerendgoedpraktijk, zodat geen sprake kan zijn van belangenverstrengeling.
Uitspraak: ongegrond
Het oordeel
De vervaltermijn voor het BFT als klager vangt aan vanaf het moment van het starten van het eigen onderzoek. De jaarlijkse melding aan het BFT biedt zonder nader onderzoek onvoldoende concrete aanwijzing voor mogelijk klachtwaardig handelen.
De klacht is ontvankelijk.
De notaris heeft naar aanleiding van het BFT-rapport gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht. Het BFT had voor het indienen van de klacht moeten overleggen met de notaris en samen met haar moeten zoeken naar een oplossing. Voor de behandeling van de klacht door de kamer heeft de notaris samen met haar echtgenoot maatregelen getroffen, waardoor er geen sprake meer is van een overtreding. Het BFT had – gezien de verstrekkende gevolgen van een tuchtklacht voor de notaris – de klacht toen moeten intrekken.
De notaris heeft aangegeven dat de klacht haar integriteit raakt en dat zij openstond voor herstel van de situatie. Zij heeft het gevoel dat het BFT haar heeft gebruikt om de grenzen van de wet te verkennen.
De klacht is ongegrond omdat de registergoederen inmiddels zijn toegedeeld aan de echtgenoot van de notaris. Het BFT heeft de door de notaris aangevoerde omstandigheden onvoldoende gemotiveerd weersproken en is ook niet ingegaan op de concrete omstandigheden van deze zaak. Het enkel noemen van het risico dat beleggen in registergoederen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de notaris kan beïnvloeden, zoals het BFT ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gedaan, is onvoldoende om tot gegrondheid van de klacht te komen.
De notaris heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat haar onpartijdigheid en onafhankelijke positie als gevolg van haar betrokkenheid bij de (recreatieve) registergoederen niet zijn beïnvloed. Er is geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de notaris door haar handelen de eer en het aanzien van het notarisambt heeft geschaad of in gevaar heeft gebracht.
Het hof verklaart de klacht ongegrond.
Hof Amsterdam 30 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:183
Opmerking
De uitspraak sluit aan bij de handvatten die het Hof heeft gegeven in zijn uitspraak van 5 december 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:2879). De klager (het BFT) moet een klacht over het beleggingsverbod van een toelichting voorzien, waarin is opgenomen of is onderzocht of de notaris maatregelen heeft genomen. Heeft de notaris een beroep gedaan op feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat de verweten gedraging de onpartijdigheid of onafhankelijk heid van de notaris niet heeft beïnvloed dan wel de eer of aanzien van het ambt niet heeft geschaad? Dan moet de klacht dit vermelden, samen met een inhoudelijke reactie van het BFT. De bewijslast bij zo’n beroep ligt bij de notaris. Bij de beoordeling van de klacht worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen en alle betrokken belangen afgewogen, waaronder:
- de wijze van verwerving van de register goederen of effecten, alsmede de financiering daarvan;
- het doel van de betreffende handel en belegging en het belang dat de notaris daarmee wil dienen;
- de financiële omvang van de handel of belegging;
- het risico (financieel, dan wel publicitair) dat de notaris loopt bij de betreffende handel of belegging;
- de ligging van de registergoederen en de afstand tot het werkgebied van de notaris;
- het beheer van de registergoederen en de effecten;
- de band van de registergoederen of effecten met de praktijk van de notaris.