Casus
Erflaatster overlijdt in april 2020 met achterlating van een aantal nichten en een neef als versterferfgenamen. Erflaatster stond tijdens haar leven onder curatele vanwege een verstandelijke beperking. Erflaatster erfde vermogen van haar ouders met een fideï-commis (tweetrapsmaking) ten behoeve van een stichting (klaagster) als verwachter. De vader van erflaatster had deze stichting opgericht en zijn vermogen hierin ondergebracht. De stichting biedt financiële steun om de leefomstandigheden van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren.
De erfgenamen geven de notaris volmacht voor de afwikkeling, vereffening en verdeling van de nalatenschap. In mei 2020 schrijft de notaris zich in het boedelregister in als betrokken notaris en begin juni geeft de notaris een eerste verklaring van erfrecht af, met melding van de tweetrapsmaking. Half juni ontvangt de notaris een brief van de partijnotaris van klaagster, die onder meer stelt dat het gehele vermogen van erflaatster bestaat uit bezwaard vermogen. Half juli 2020 geeft de notaris een tweede verklaring van erfrecht af zonder melding van het bezwaard vermogen. Ook geeft hij namens de erfgenamen-vereffenaars de bank opdracht de effecten (waard ongeveer 14 miljoen euro) te verkopen en de gelden over te maken naar andere ervenrekeningen. De notaris schrijft klaagster aan met het verzoek een renteschuld van vader aan erflaatster van ongeveer 4,2 miljoen te voldoen. In augustus schrijft de notaris een brief aan de voormalig curator van erflaatster, (destijds) werknemer van klaagster, waarin hij de curator aansprakelijk stelt voor slecht gevoerd bewind. De curator had onder meer gesteld dat er per ultimo 2007 slechts bezwaard vermogen zou resteren. Dat strookt niet met een notariële akte van schenking van 2018. De notaris stelt verder dat er geen bezwaard vermogen meer is en vordert betaling van de renteschuld van 4,2 miljoen (met ingebrekestelling en waarschuwing voor strafrechtelijke gevolgen), voor zover deze uitkomt boven de gepretendeerde vordering van de stichting.
Half september laat de notaris zich als boedelnotaris registreren in het boedelregister, maar per 23 oktober schrijft hij zich weer uit. Na ontvangst van het complete curateledossier schrijft de notaris in mei 2021 aan de gemachtigde van klaagster dat er geen sprake is (geweest) van een nog openstaande rentevordering.
De klacht
De notaris had de effectenportefeuille niet mogen liquideren zonder medewerking van klaagster. Door in de tweede verklaring van erfrecht niet de tweetrapsmaking te vermelden, wekte de notaris de schijn dat de erfgenamen volledig beschikkingsbevoegd waren, terwijl de notaris wist dat klaagster van mening was dat het gehele vermogen, in ieder geval in economische zin, aan klaagster toebehoorde.
De notaris heeft zich gedragen als een eenzijdige belangenbehartiger voor de erfgenamen, terwijl hij zich presenteerde als onafhankelijk (boedel)notaris. Daarnaast heeft de notaris in zijn correspondentie ernstige en ongegronde verwijten gemaakt.
De kamer Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:TNORARL:2023:19) beoordeelde de klacht over het liquideren van de effecten als gegrond – de notaris had de discussie over de vraag of klaagster aanspraak kon maken op het vermogen moeten afwachten – en legde de notaris een waarschuwing op.
Het verweer
De notaris heeft een onafhankelijk en onpartijdige positie ingenomen als betrokken notaris, die de erfgenamen-vereffenaars heeft bijgestaan bij het ordentelijk afwikkelen van de nalatenschap. Hij was dus geen boedelnotaris. De erfgenamen waren goederenrechtelijk gerechtigd tot de banken effectenrekeningen en waren daarom uitsluitend bevoegd daarover te beschikken. Klaagster zou uitsluitend een obligatoir vorderingsrecht (kunnen) hebben. Ter vermijding van beleggingsrisico’s mochten zij de effectenportefeuille liquideren om de waarde hiervan veilig te stellen.
Uitspraak: ongegrond
Het oordeel
Volgens de pleitnota van klaagster richt de klacht bij de kamer zich uitsluitend op de liquidatie van de aandelenportefeuille en het overmaken van gelden naar onbekende rekeningen. In hoger beroep toegevoegde klachten over partijdigheid en malicieus taalgebruik van de notaris behandelt het hof niet.
Het hof is van oordeel dat de notaris heeft kunnen en mogen vaststellen dat de aanspraken van klaagster slechts obligatoir van aard waren en dat de erfgenamenvereffenaars bevoegd waren tot verkoop van de effectenportefeuille.
Wat betreft de te laat ingediende klachtonderdelen overweegt het hof dat de notaris zich weliswaar niet als partijnotaris heeft gepresenteerd, maar zich wel als zodanig heeft gedragen. De notaris heeft klaagster onder grote druk gezet om binnen korte tijd een aanzienlijke en achteraf beschouwd ongegronde vordering te voldoen. Hij heeft daarnaast klaagster, onder meer met dreigementen over strafrechtelijke consequenties, proberen af te houden van het doorzetten van haar claim en ernstige ongefundeerde beschuldigingen geuit jegens klaagster en de curator.
De notaris heeft door deze handelwijze en de te stellig en onnodig harde toonzetting van zijn correspondentie met klaagster en curator niet gehandeld overeenkomstig artikel 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt.
Het Hof verklaart de klacht ongegrond.
Hof Amsterdam 27 februari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:361
Opmerking
Een effectenportefeuille in een nalatenschap is een hete aardappel: niet verkopen impliceert speculeren. Je wilt er dus zo snel mogelijk van af, maar dat moet wel met toestemming van alle gerechtigden. Afwachten had juist slecht kunnen uitpakken bij waardedaling, naar het oordeel van de kamer.