'Een verklaring van een notaris had de erfgenamen kunnen helpen'
Een notaris krijgt van zijn cliënten opdracht om huwelijkse voorwaarden te maken. De vrouw van het koppel is geboren in Syrië en heeft zowel de Syrische als de Nederlandse nationaliteit. Ze woont al bijna haar hele leven in Nederland en is afgestudeerd aan een Nederlandse universiteit. Bij het ondertekenen van de akte vraagt de notaris de vrouw een verklaring te ondertekenen dat zij het Nederlands zo goed beheerst dat zij zich volledig bewust is van de inhoud en de strekking van de akte. Hij neemt hierover ook een passage op in het slot van de akte. De vrouw voelt zich hierdoor gediscrimineerd. Haar aanstaande hoefde niets te ondertekenen, terwijl zij de Nederlandse taal beter machtig is dan hij. Zij dient een klacht in tegen de notaris bij het College voor de Rechten van de Mens, dat zich buigt over discriminatieklachten. Het College onderzoekt of de handelwijze in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb), de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen of met artikel 7:646 van het Burgerlijk Wetboek.
Rechtszekerheid
Partijen moeten een notariële akte die in het Nederlands wordt verleden voldoende begrijpen, volgt uit de artikelen 17 en 42 van de Wet op het notarisambt. Van iemand die in Nederland is geboren, wordt aangenomen dat die de taal voldoende beheerst tenzij anders blijkt. Bij iemand die hier niet is geboren, moet dit aan de hand van feiten en omstandigheden worden vastgesteld. Tijdens het contact met de vrouw blijkt dat zij de Nederlandse taal uitstekend beheerst. Dat is volgens de notaris echter niet voldoende. Volgens hem moet dit met het oog op de rechtszekerheid ook in de akte worden vermeld. Als de akte over tien of twintig jaar bekeken wordt, bijvoorbeeld door crediteuren, is het van belang dat onomstotelijk vaststaat dat de vrouw voldoende kennis had van de Nederlandse taal.
Onderscheid op grond van ras
Als aanbieder van notariële akten is een notaris gebonden aan het verbod van de Awgb om onderscheid op grond van ras te maken bij het beroepsmatig aanbieden van diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten daarover (artikel 7, eerste lid, en onderdeel a, Awgb, in samenhang met artikel 1 van deze wet). Door haar te vragen een verklaring te ondertekenen over haar kennis van het Nederlands, heeft de notaris onderscheid gemaakt op grond van ras, stelt de vrouw. Het College legt het begrip ras ruim uit, overeenkomstig de definitie in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie. Het omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (Kamerstukken II 1990/91, 22 014, nr. 3, p. 13).
(In)direct onderscheid
Onder onderscheid wordt zowel direct als indirect onderscheid verstaan. Er is sprake van direct onderscheid als iemand op grond van zijn ras op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld. Indirect onderscheid houdt in dat een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze mensen met een bepaald ras in vergelijking met andere mensen bijzonder treft (artikel 1, eerste lid, Awgb). Een taaleis leidt niet tot direct onderscheid, omdat taal en ras niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, maar wel tot indirect onderscheid. Het is een ogenschijnlijk neutrale maatstaf waardoor mensen van niet-Nederlandse afkomst in vergelijking met anderen bijzonder worden getroffen. Zij kunnen hieraan immers veel vaker niet voldoen dan mensen van Nederlandse afkomst. De notaris heeft volgens het College dan ook indirect onderscheid op grond van ras gemaakt door de vrouw te vragen de verklaring te ondertekenen.
Legitiem, maar niet passend
Onderscheid is alleen toegestaan als dit objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en het middel voor het bereiken van dat doel ‘passend en noodzakelijk’ is (artikel 2, eerste lid, Awgb). Het doel is legitiem als het voldoende zwaarwegend is en beantwoordt aan een werkelijke behoefte. Daarnaast mag er geen sprake zijn van een discriminerend oogmerk. De notaris voert in dit verband aan dat hij ten behoeve van de rechtszekerheid en ter voorkoming van aansprakelijkheid de verklaring van verzoekster heeft opgenomen in het dossier. Op de notaris rust inderdaad een vergaande zorgplicht om zeker te stellen dat de betrokken partijen begrijpen welke verplichtingen zij bij het tekenen van de akte aangaan, en welke rechten zij eventueel krijgen of prijsgeven. Hoewel het waarborgen van rechtszekerheid een legitiem doel is, is een verklaring van de cliënt zelf, in de notariële akte of daarbuiten, volgens het College géén passend middel om dat doel te bereiken. Want waarom draagt dit bij aan het waarborgen van de rechtszekerheid? De notaris twijfelde niet aan de beheersing van de Nederlandse taal van de vrouw. Had hij wel getwijfeld, dan had hij een andere maatregel moeten treffen, namelijk: een tolk inschakelen die de zakelijke
inhoud van de akte vertaalt en de akte medeondertekent. Het door de notaris gemaakte indirecte onderscheid op grond van ras is daarmee niet objectief gerechtvaardigd en dus verboden, aldus het College.
Schijnzekerheid
Notarissen moeten zelf controleren of huncliënten de taal voldoende beheersen om de inhoud van de akte te kunnen begrijpen. Het voegt niets toe om hen een verklaring te laten ondertekenen waarin staat dat ze voldoende Nederlands spreken. Dit biedt geen zekerheid en kan daarom beter achterwege blijven, ook omdat zo’n verklaring soms verkeerd overkomt.