Kort nadat een cliënt een betaalrekening had geopend bij bunq, liet de bank hem weten dat zij de overeenkomst per direct wilde beëindigen. Als reden gaf de bank dat ze ongebruikelijke transacties op de rekening hadden gezien die over het algemeen verband houden met illegale activiteiten. Volgens de bank waren er redelijke gronden om aan te nemen dat het gebruik van de rekening in strijd was met haar algemene voorwaarden. De cliënt vroeg de bank vervolgens om opheldering. Hij wilde ook inzage in de Client Due Diligence (CDD)- en Know Your Costumer (KYC)-rapporten. De bank weigerde een nadere toelichting te geven en de rapporten ter beschikking te stellen.
Ongeldige opzegging
De geschillencommissie van klachteninstituut Kifid oordeelt dat de bank onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van gerechtvaardigde vermoedens van (een of meer) onwettige activiteiten. De bank wilde de reden van de opzegging immers niet verder willen toelichten. De enkele stelling dat er ‘ongebruikelijke activiteiten waren geconstateerd die niet in lijn waren met het profiel van de cliënt’ is onvoldoende. Daardoor is niet komen vast te staan dat de opzegging van de bank geldig is. De klacht van de cliënt is in zoverre gegrond.
De bank voerde aan dat zij door de geheimhoudingsplicht van artikel 23 Wwft niet nader mag toelichten waarom zij de klantrelatie met de cliënt wil beëindigen. Het Kifid volgt de bank daarin niet. In artikel 16 Wwft staat dat de bank ongebruikelijke transacties moet melden bij de Financiële Inlichtingen Eenheid. Daarbij geldt het ‘tipping-off’-verbod van artikel 23 Wwft: het feit dat een ongebruikelijke transactie is gemeld, mag niet met anderen worden gedeeld, ook niet met de cliënt. Maar de Wwft verplicht de bank niet tot geheimhouding van de reden voor opzegging van een klantrelatie vanwege als onwettig of ongebruikelijk aangemerkte transacties.
Geen inzagerecht
De bank is echter volgens de geschillencommissie niet verplicht om informatie over haar cliëntenonderzoek te delen met de cliënt. Een beroep op het inzagerecht van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) baat de cliënt niet. Dit inzagerecht gaat niet zover dat een bank altijd nadere gegevens over het cliëntenonderzoek moet verstrekken. Artikel 23 lid 3 Wwft bepaalt namelijk dat een instelling (in dit geval de bank) rechten als bedoeld in artikel 15 AVG buiten toepassing kan laten voor zover dat noodzakelijk en evenredig is om het tipping-off verbod na te leven. Deze wettelijke beperking van het inzagerecht is toegestaan op grond van artikel 23 AVG.
De bank moet dan wel aantonen dat zo’n beperking van het inzagerecht noodzakelijk en evenredig is. Dat heeft bunq volgens de geschillencommissie gedaan. Zij heeft toegelicht dat een transactie op de rekening van de cliënt een hit gaf in haar transactiemonitoringssysteem. Daarna heeft zij activiteiten geconstateerd die niet in lijn zijn met haar ‘Duty of Care’-onderdeel van de algemene voorwaarden en heeft zij een Wwft-cliëntenonderzoek ingesteld. Inzage in het proces van informatieverzameling en -selectie en besluitvorming kan tot gevolg hebben dat een cliënt inzicht krijgt in de werking en de triggers van het transactiemonitoringssysteem. Daarmee kan de werking van dat systeem worden ondermijnd.
De geschillencommissie vindt daarom dat de bank ten aanzien van het inzagerecht van artikel 23 lid 3 Wwft mocht volstaan met de enkele toelichting dat (1) haar transactiemonitoringssysteem mogelijke onwettige activiteiten heeft gesignaleerd, (2) betalingstransactie(s) van de cliënt een hit gaven in dit systeem en (3) zij op basis daarvan meende op grond van de Wwft een cliëntenonderzoek te moeten instellen. De cliënt is dus niet volledig verstoken gebleven van enige vorm van toelichting, aangezien hij wist dat zijn betalingstransacties aanleiding waren voor het cliëntenonderzoek. Bovendien heeft hij inzage in alle door hemzelf verrichte betalingstransacties.
Lessen voor de notaris
Net als de bank is de notaris een Wwft-instelling als hij diensten verleent die vallen onder de reikwijdte van de Wwft. Ook voor de notaris geldt dat het tipping-off verbod niet in de weg staat aan een toelichting op de reden voor eventuele dienstweigering. En ook voor de notaris geldt dat hij (onbeperkte) inzage in een uitgevoerd cliëntonderzoek kan weigeren als dat noodzakelijk en evenredig is ter naleving van het tipping-off-verbod van de Wwft. De notaris moet wel kunnen onderbouwen waaróm de weigering noodzakelijk en evenredig is. In tegenstelling tot banken hebben notarissen geen transansactiemonitoringsysteem, zodat zij die onderbouwing ergens anders moeten vinden.
Eerder dan te zoeken naar redenen om inzage te weigeren, verdient het wellicht overweging om het cliëntenonderzoek zodanig vast te leggen in het dossier dat inzage mogelijk is zonder prijs te geven of een melding aan de FIU is gedaan en waarop die melding is gebaseerd. Het inzagerecht van de cliënt is er immers niet voor niets. Het geeft de cliënt de mogelijkheid onjuistheden te herstellen. Zo kunt u ook voorkomen dat u dienst weigert op grond van onjuiste aannames. (Uitspraak Geschillencommissie Kifid 17 januari 2025, nr. 2025-0043)