'Hoe bepaalt de tuchtrechter of een notaris coaching nodig heeft?'
Marit van der Pool, advocaat bij Kennedy Van der Laan
'Ik kan me de behoefte van de tuchtrechter goed voorstellen. Het arsenaal van de tuchtrechter is beperkt tot het opleggen van een straffende maatregel. Voor genoegdoening voor de klager of preventiemaatregelen voor de toekomst is geen ruimte. Dit is anders bij de civiele rechter, die een gebod, verbod of schadevergoeding kan toewijzen.
Veel klachten ontstaan doordat een notaris volgens de klager onvoldoende duidelijk is geweest. Het kan zijn dat soft skills niet op orde zijn en dat daardoor communicatieproblemen ontstaan. Maar moet de tuchtrechter iets als een coachingstraject kunnen opleggen? Ik zie verschillende bezwaren. Bij coaching is een gouden regel dat de hulpvraag van de te coachen persoon moet komen. Een opgelegd coachingstraject zal weinig effectief zijn. En: hoe bepaalt de tuchtrechter of een notaris coaching nodig heeft? De tuchtrechter ziet de notaris alleen ter zitting, onder spanning, en kan niet beoordelen hoe hij of zij normaal gesproken communiceert. Bovendien vraag ik me af of de notaris niet te licht of juist te zwaar wordt gestraft als de ontwikkelmaatregel in de plaats komt van een andere maatregel, of daaraan wordt toegevoegd. Het risico bestaat dat de notaris naar een coach moet terwijl anders geen maatregel opgelegd zou zijn. Of dat hij "wegkomt" met een coachingstraject, terwijl een berisping op haar plaats zou zijn gezien de ernst van de zaak.
Als wij een notaris bijstaan in een tuchtzaak, adviseren we soms om direct na ontvangst van de klacht een cursus te volgen, bijvoorbeeld op het gebied van de Wwft. Dan kan de notaris de tuchtrechter laten zien: het is hier fout gegaan, maar ik ben direct een verbetertraject gestart. Mogelijk kan een tuchtrechter zulke cursussen ook informeel adviseren, tijdens de zitting of in de uitspraak. Maar opleggen: nee, dat zie ik niet als reële mogelijkheid.'
Remko van der Drift, faalkundige en directeur van het Instituut voor Faalkunde
'Faalkunde is de kunst van het moedig, verantwoordelijk en vriendelijk omgaan met fouten. Pas dan leer je van fouten. Ik ben het dan ook helemaal eens met de stelling dat de tuchtrechter een ontwikkelmaatregel moet kunnen opleggen. Na een fout moet er ruimte zijn om verantwoordelijkheid te nemen, vertrouwen te herstellen én te leren. Waarom handelde deze persoon op deze manier in die omstandigheden? Als je fouten in een bredere context plaatst, krijg je een rechtvaardiger aanpak. Zo gaat dat in de Just-culture, die uit de luchtvaart komt en ook bij het Openbaar Ministerie wordt onderschreven.
Het gaat om de intentie waarmee iemand heeft gehandeld toen hij de fout maakte. Dan heb ik het dus niet over opzet of grove nalatigheid. Opzettelijk wangedrag verdient straf. Maar in alle andere gevallen moet je met de persoon die iets verkeerd heeft gedaan het gesprek aangaan: wat leer je hiervan, hoe kun je je verantwoordelijkheid nemen en het vertrouwen herstellen? En hoe zorgen we dat het niet nog een keer gebeurt? Daarbij gaat het er niet om wat de persoon zelf leert, maar ook zijn of haar collega’s. In dit kader dus: alle notarissen. In de luchtvaart worden fouten in de hele sector gecommuniceerd, waardoor er veilig wordt gevlogen.
Ik kan me voorstellen dat verantwoordelijkheid nemen en vertrouwen herstellen het beste gaat in een gesprek met de klager en de beklaagde samen. Onder leiding van iemand die daarvoor is opgeleid, zoals een mediator. Biedt een zitting bij de tuchtrechter die mogelijkheden niet, dan zou de tuchtrechter kunnen verwijzen naar mediation. Bij wijze van ontwikkelmaatregel, mits beide partijen daartoe bereid zijn natuurlijk. Om een vergelijkbare fout in het vervolg te voorkomen, kun je denken aan een coachingstraject of specifieke opleiding voor de notaris.'
Rianne Herregods, universitair hoofddocent bij de Rijksuniversiteit Groningen en plaatsvervangend rechter bij de rechtbank Noord-Nederland
'Vooropgesteld: het klinkt goed, een ontwikkelmaatregel. Constructief, ondersteunend en met het oog op de toekomst, in plaats van achteraf veroordelend. Toch kan ik me zo’n maatregel moeilijk voorstellen. Dat heeft te maken met de aard van het tuchtrecht en de professionele vrijheid van de notaris.
De tuchtrechter beoordeelt of de notaris zich al dan niet heeft gedragen in overeenstemming met de norm, en heeft weinig ruimte om de achterliggende oorzaken van een tekortkoming te onderzoeken. De notaris kan naar eigen inzicht verweer voeren. Het verweer kan ook zijn: ik vind niet dat ik tuchtrechtelijk verwijtbaar heb gehandeld. De notaris heeft daarnaast professionele autonomie om te bepalen hoe hij zijn werk doet en hoe hij zich wil verbeteren. Daarom past de tuchtrechter bescheidenheid. Stel dat een tuchtcollege een ontwikkelmaatregel wil opleggen. Dan moet het wel heel zeker weten wat de oorzaken van de normschending zijn en wat de notaris moet doen om zich te verbeteren. Dat past eigenlijk niet in een tuchtprocedure.
Een situatie waarin ik me wél kan voorstellen dat de tuchtrechter een ontwikkelmaatregel oplegt, is als de gedraging eigenlijk om een schorsing vraagt, maar de notaris laat zien dat hij op de goede weg is. Er is bijvoorbeeld een verbetertraject met concrete stappen. Dan zou het mooi zijn als de tuchtrechter een voorwaardelijke schorsing kan opleggen met als bijzondere voorwaarde dat de notaris het verbetertraject tot een goed einde brengt. Maar helaas: een voorwaardelijke schorsing behoort niet tot de mogelijkheden.
Overigens heeft het tuchtrecht hoe dan ook een lerende werking. Iedere klacht en iedere tuchtprocedure is voor de verwerend notaris aanleiding om te reflecteren op het eigen gedrag. En van de uitspraak kan de hele notariële beroepsgroep leren. De bedoeling van het tuchtrecht is niet dat partijen er samen uitkomen, maar om duidelijk te krijgen hoe notarissen zich aan de normen moeten houden.'