Logo KNB.nl
English

Rechtspraak uitgelegd

O jee, huwelijkse voorwaarden niet ingeschreven

Huwelijkse voorwaarden werken pas tegenover derden als ze zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Zijn deze voorwaarden niet ingeschreven, dan mag een beslaglegger ze negeren. In de praktijk gaat de inschrijving niet altijd goed. Wat dan?

Tekst: Madeleine Hillen | Beeld: Fons Moers Notariaat Magazine nummer 2025-03
rechtspraak uitgelegd 750x500

'De notaris moet controleren of de inschrijving is gelukt'

Een man en een vrouw zijn in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. Later hebben zij huwelijkse voorwaarden gemaakt waardoor de gemeenschap is opgeheven. De man raakt in financiële problemen. Hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De vrouw heeft een vordering op de man. De bewindvoerder weigert de vordering van de vrouw te plaatsen op de lijst van erkende concurrente schuldeisers. De vrouw begint een gerechtelijke procedure om de vordering alsnog op de lijst te laten plaatsen. Tijdens die procedure brengt de bewindvoerder naar voren dat de huwelijkse voorwaarden niet in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven. De vordering van de vrouw komt daarom niet op de lijst.
Later stelt de vrouw de notaris aansprakelijk voor de schade die zij lijdt doordat de notaris er niet voor heeft gezorgd dat de akte van huwelijkse voorwaarden is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. De notaris beroept zich op verjaring, omdat de akte is gepasseerd in juni 1992 en hij pas in 2014 aansprakelijk werd gesteld. Tussen het moment van passeren van de akte en de aansprakelijkstelling zit dus meer dan twintig jaar.

Doorgaans omvat de opdracht aan de notaris om huwelijkse voorwaarden op te stellen ook de inschrijving van die voorwaarden. Het is zijn verantwoordelijkheid om te controleren of de inschrijving is gelukt. Ook als deze taak aan een medewerker van kantoor wordt overgelaten. Een wijziging van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk krijgt pas derdenwerking veertien dagen na inschrijving. Daarom moet de notaris ervoor zorgen dat de akte met de meeste spoed wordt ingeschreven. Zijn de huwelijkse voorwaarden na zes weken nog niet ingeschreven? Dan schiet de notaris tekort en is hij aansprakelijk voor de schade die daarvan het gevolg is.

De verjaringstermijn voor het vorderen van schadevergoeding begint te lopen op het tijdstip van het passeren van de akte van huwelijkse voorwaarden te vermeerderen met de termijn van zes weken. In dit geval was de vordering van de vrouw dus verjaard (HR 27 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1887).

Niet vindbaar

De volgende casus. Een man en een vrouw hebben trouwplannen en maken huwelijkse voorwaarden, houdende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. De datum van het voorgenomen huwelijk wordt vermeld in de akte. De notaris zorgt voor de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden. Het huwelijk gaat echter niet door. De man, nog steeds ongehuwd, wordt een jaar later eigenaar van een huis. Drie jaar daarna trouwen de man en de vrouw alsnog. De vrouw krijgt schulden en er wordt executoriaal beslag gelegd op het huis. De deurwaarder gaat ervan uit dat het huis in de wettelijke huwelijksgoederengemeenschap is gevallen. De man beroept zich op de huwelijkse voorwaarden, die immers wel zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. De beslaglegger beroept zich op derdenbescherming, omdat de huwelijkse voorwaarden dan misschien wel waren ingeschreven, maar voor de deurwaarder niet vindbaar waren.

Gegevens uit het huwelijksgoederenregister kunnen worden verkregen door de achternamen van de beide echtgenoten en de datum van het huwelijk in te vullen. Dat leverde in dit geval niets op omdat de huwelijkse voorwaarden waren geregistreerd op de in de akte vermelde voorgenomen huwelijksdatum, terwijl de deurwaarder de latere, werkelijke, huwelijksdatum had ingevuld, zoals in de Basisregistratie Persoonsgegevens was geregistreerd. Zodra de man ontdekt dat de huwelijkse voorwaarden niet vindbaar waren, zorgt hij ervoor dat de juiste huwelijksdatum wordt vermeld. Vanaf dat moment zijn de voorwaarden wel vindbaar.
Naar het oordeel van het hof mocht dat echter niet meer baten. Voor de derdenbescherming van artikel 1:116 BW is de kenbaarheid van de huwelijkse voorwaarden op het moment van beslaglegging beslissend. Als de voorwaarden op dat moment niet kenbaar zijn, ontstaat derdenbescherming en die strekt zich vervolgens uit tot de daadwerkelijke beslaglegging. Een andere uitleg is volgens het hof niet verenigbaar met de strekking van artikel 1:116 BW. De enkele omstandigheid dat de huwelijkse voorwaarden na het moment van beslaglegging wél bekend werden aan de beslaglegger, leidt er niet toe dat het beslag (en handhaving ervan) onrechtmatig wordt en daarom moet worden opgeheven (Hof Amsterdam 6 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2900).

Niet zichtbaar

Ook het derde echtpaar kwam huwelijkse voorwaarden overeen, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Zij hebben die huwelijkse voorwaarden laten inschrijven in het huwelijksgoederenregister. Maar door een fout van de rechtbank zijn de huwelijkse voorwaarden in het huwelijksgoederenregister niet zichtbaar voor derden. Daarvan valt de man en de vrouw geen verwijt te maken.
Als er executoriaal beslag op de woning en het loon van de man wordt gelegd om een vordering op de vrouw te innen, beroept de man zich op de huwelijkse voorwaarden. Hij laat de door de rechtbank gemaakte fout herstellen. Daardoor zijn de ingeschreven huwelijkse voorwaarden voortaan wel zichtbaar voor derden. De beslagleggers houden vast aan hun beslag en beroepen zich op de derdenbescherming van artikel 1:116 BW.
De man vordert in kort geding opheffing van het beslag. Dat wordt toegewezen, omdat aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de beslagleggers de beslagen niet verder ten uitvoer mochten leggen vanaf het moment dat de man hen had gewezen op het bestaan van de huwelijkse voorwaarden en het feit dat die wel degelijk van meet af aan waren ingeschreven. Zeker vanaf het moment dat de beslagleggers dat ook zelf in het huwelijksgoederenregister hebben kunnen zien.

Voor zover de bodemrechter al niet zal oordelen dat de man heeft voldaan aan de letter van artikel 1:116 BW ('indien die bepalingen ingeschreven waren in het openbaar huwelijksgoederenregister'), moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de bodemrechter de stelling van de beslagleggers dat zij de beslagen desondanks verder ten uitvoer mogen leggen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zal achten. Naar het oordeel van het hof moet het belang van de man het zwaarste wegen zodat het beslag wordt opgeheven (Hof ’s-Hertogenbosch 29 oktober 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3380).