Iedereen krijgt toegang tot een beperkte set van zes gegevens over een UBO: naam, geboortemaand, geboortejaar, nationaliteit, woonstaat en aard en omvang van het door de UBO gehouden economische belang.
Dat slechts deze set van zes gegevens beschikbaar wordt gemaakt over een UBO, brengt mee dat meldingsplichtige instellingen niet alle UBO-informatie die zij nodig hebben uit het register kunnen halen. Van hen wordt verwacht dat zij meer informatie – bijvoorbeeld adresgegevens – verzamelen en in hun eigen administratie bewaren. Zij zullen aanvullend dus nog meer UBO-gegevens moeten verzamelen om aan hun bestaande wettelijke verplichtingen te voldoen.
In aanvulling op de beperkte set gegevens worden aan bepaalde autoriteiten en de FIU-NL aanvullende gegevens verstrekt die relevant zijn in het kader van hun werkzaamheden (toezicht, opsporing), zoals geboortedag, -plaats en -land en adres.
Het register zal door de hierin op te nemen entiteiten zelf gevuld gaan worden en worden ondergebracht bij de Kamer van Koophandel. Daarnaast worden meldingsplichtige instellingen verplicht 'verschillen' met het UBO-register door te geven aan de beheerder van het register.