De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zet grote vraagtekens bij de noodzaak van het feitelijk loslaten van de vervaltermijn voor het indienen van klachten, zoals staat in de wijziging van de Wet op het notarisambt. Hierdoor worden notarissen in een moeilijke bewijspositie geplaatst terwijl niet is gebleken dat hiermee een structureel probleem wordt opgelost. Dit schrijft de beroepsorganisatie in een brief aan de Commissie Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer.
In oktober heeft de Tweede Kamer de wijziging van de Wet op het notarisambt (Wna) aangenomen. Hierin staat een zogenoemde hardheidsclausule bij de vervaltermijn voor het indienen van een klacht. In principe moet een klacht worden ingediend binnen drie jaar na het ontvangen van de stukken. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft nu een clausule opgenomen waardoor het mogelijk wordt om ook na drie jaar nog een klacht in te dienen.
Te ruim kader
De KNB heeft in september 2012 op het wetsvoorstel van staatssecretaris Fred Teeven gereageerd. In een brief heeft de beroepsorganisatie bezwaar gemaakt tegen de hardheidsclausule. De KNB heeft fundamenteel bezwaar tegen de toevoeging ‘Een beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht op grond van afloop van de voorgenoemde termijn kan achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.’ De term redelijkerwijs geeft volgens de KNB een veel te ruim kader voor de tuchtrechter om tot ontvankelijkheid te besluiten. De staatsecretaris heeft hier tot op heden nog geen inhoudelijk antwoord op gegeven.
Structureel probleem
Nu de wet voorligt in de Eerste Kamer spreekt de KNB opnieuw haar zorg uit. Deze bepaling leidt – volgens de beroepsorganisatie – tot een onevenredige verzwaring van de positie van de notaris zonder dat gebleken is dat de huidige vervaltermijn structureel tot problemen leidt. De KNB doet dan ook een dringend beroep op de Eerste Kamer om de staatssecretaris te vragen genoemde bepaling niet in werking te laten treden, zodat in ieder geval nader onderzocht kan worden of er sprake is van een structureel probleem dat om een dergelijke oplossing vraagt.